Maakindustrie in Nederland wel meer circulair dan elders in Europa

De circulaire prestaties van Nederlandse maakbedrijven steken gunstig af bij die van Europese sectorgenoten. De hoeveelheid geproduceerd afval is internationaal gezien laag en de inzet van hergebruikte materialen hoog. De hoge grondstofprijzen maken hergebruik van materialen dit jaar extra profijtelijk. Toch stagneert de vooruitgang in afvalreductie en recycling en hoewel per gemaakt product steeds minder materiaal nodig is, groeit het totale materiaalgebruik van de Nederlandse maakindustrie in absolute zin nog steeds. Om meer circulair te werk te gaan zijn grotere stappen vereist. Efficiënt materiaalgebruik gaat verder dan recycling en begint al bij het productontwerp. Om dit echt van de grond te krijgen is meer beleid gericht op het stimuleren van circulaire initiatieven nodig.

1 Circulair produceren in de maakindustrie: waarom, wat en hoe?

1.1 Welke milieuschade veroorzaakt de Nederlandse maakindustrie? 
De meest dringende milieuproblemen – verlies aan biodiversiteit, waterschaarste, uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuiling – hangen allemaal sterk samen met het onttrekken en verwerken van natuurlijke hulpbronnen (VN & IRP, 2019). Het totale directe jaarlijkse welvaartsverlies als gevolg van milieuschade schat het PBL voor Nederland op ruim € 31 miljard (in 2015). De industriesector is verantwoordelijk voor ruim 14% daarvan, oftewel meer dan € 4,5 miljard euro. Voor de basisindustrie, zoals raffinaderijen, basischemie en basismetaal, loopt de teller op tot € 3,75 miljard en voor de verwerkende industrie tot een kleine € 1 miljard. We beperken ons in dit stuk tot het materiaalgebruik binnen de maakindustrie en gaan niet in op maatregelen gericht op directe vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (de energietransitie

1.2 Wat zijn de belangrijkste beweegredenen voor circulair produceren? 
Maakbedrijven kunnen verschillende redenen hebben om circulair te gaan produceren:

1.Grondstoffenschaarste – In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, speelt een gebrek aan grondstoffen meestal nog geen grote rol bij het besluit circulair te gaan produceren. Toch nemen de leveringsrisico’s toe, vooral voor bedrijven in de maakindustrie die afhankelijk zijn van zeldzame aardmetalen. De Europese Commissie (EC) noemt het leveringsrisico van die materialen zeer hoog. Zij worden bijvoorbeeld verwerkt in machines, onderdelen voor transportmiddelen, elektronica, en zijn belangrijk voor de energietransitie (PBL, 2019). Het totale aantal kritieke materialen op de lijst die de EC elke drie jaar uitbrengt wordt alsmaar groter en is inmiddels opgelopen tot 30. Hoewel naar verwachting tijdelijk, geven ook de al lang aanhoudende toeleveringsproblemen als gevolg van wereldwijde verstoringen in logistieke ketens tijdens de coronacrisis aanleiding om circulaire stappen te zetten, zoals meer hergebruik van materialen. 

2. Beperken van milieuschade – Een groeiend aantal producenten ziet het belang in van het efficiënter omgaan met grondstoffen om de negatieve impact op leefomgeving en klimaat te minimaliseren. Aangezien circulariteit niet alleen draait om directe, maar ook om indirecte milieuschade, is het verminderen van totale materiaalgebruik van belang. 

3. Circulaire vraag – Eisen vanuit maatschappij en klanten veranderen. Duurzame en circulaire methoden en producten worden daardoor vaker een verkoopargument of zelfs een voorwaarde om zaken te kunnen doen. Zo hanteren overheden en non-profitorganisaties steeds vaker circulaire inkoopeisen.

  1. Regelgeving– De Nederlandse overheid en de Europese Commissie streven naar een volledig circulaire economie in 2050, met als tussendoel een 50% lager verbruik van primaire grondstoffen in 2030. Dit voornemen is in Nederland uitgewerkt in transitieagenda’s voorkunststoffen en maakindustrie. De EC heeft de Europese Green Deal en het Circular economy action plan gelanceerd. Een ander voorbeeld is de in 2019 ingevoerde Single-Use Plastics Directive: in 2025 moet 77% van de plastic flessen gescheden worden ingezameld – oplopend tot 90% in 2029. Vanaf 2025 moeten PET-drankflessen bovendien uit minimaal 25% gerecycled plastic bestaan oplopend tot minimaal 30% in alle plastic drankflessen vanaf 2030. 
    Per 2021 is nieuwe regelgeving van kracht: 
    • De Europese Ecodesign-richtlijn met nieuwe regels voor het ‘repareerbaar’ maken van consumentenapparaten. 
    • Een Europese verpakkingsbelasting die EU-lidstaten aan Brussel moeten afdragen over niet-gerecycled plasticafval. 

    5. Kostenbesparingen – Circulair produceren kan ook aan de kostenkant het bedrijfsresultaat verbeteren. Hergebruik van (onderdelen van) een eindproduct kan voor lagere productie- of inkoopkosten zorgen. Daarnaast kan de actuele sterke stijging in materiaalprijzen (tijdelijk) een prikkel geven om meer onderdelen en materialen opnieuw te gebruiken of te recyclen.

Roy Vissers, DSM: ‘Het wereldwijde grondstoffenverbruik is in de afgelopen eeuw verachtvoudigd en verdubbelt volgens projecties nog eens tot aan 2050. Met een stijging van 70% van de jaarlijkse afvalproductie tot gevolg.’ Bron: Financieele Dagblad

1.3 Wat is het materiaalgebruik en de uitstoot van de Nederlandse maakindustrie?
De Nederlandse industrie gebruikt zo’n 310 miljard kilo materiaal per jaar. Dat is ruim de helft van het totale materiaalgebruik van het bedrijfsleven. De maakindustrie is goed voor 13% van het totale materiaalgebruik, terwijl de overige industrie (hier gedefinieerd als voedingsmiddelen-, aardolie- en chemische industrie) 38% gebruikt.

1.4 Wat is de ontwikkeling in industrieel materiaalgebruik?

Maakindustrie gebruikt steeds meer materiaal
Ondanks de circulaire transitieagenda’s neemt het totale industriële materiaalgebruik nog altijd toe. De maakindustrie doet het iets beter dan de industrie in totaliteit: de toename is hier tussen 2010 en 2018 2,5% versus 10,5% voor de totale industrie. Niet-industriële sectoren zijn in dezelfde periode daarentegen bijna 10% minder materiaal gaan gebruiken. Daar staat tegenover dat de maakindustrie met elke ingezette kilo materiaal bovengemiddeld veel waarde heeft gecreëerd. Daardoor groeit de zogeheten materiaalproductiviteit van de maakindustrie even snel als die van de niet-industriële sectoren. Dit getal ligt door de aard van de activiteiten in productiesectoren overigens structureel veel lager dan in dienstensectoren, doordat materialen in deze sectoren niet of nauwelijks een cruciaal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten zijn.

Erik de Ruijter, directeur beleid en advies, Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie: ‘Met een schepje er bovenop kun je het doel van kunststofproductie met minimaal 50% recyclaat erin verwerkt in 2030 halen in combinatie met biobased kunststof. Maar er moet nog veel gebeuren. Virgin materialen zullen altijd nodig blijven. Dit zal over een paar jaar alleen geen op olie of gas gebaseerd kunststof meer zijn, maar kunststof gemaakt van biomassa en wellicht CO2.’

2 Is de Nederlandse maakindustrie internationaal gezien een circulaire koploper of achterblijver?

Circulariteit is niet in één cijfer te vatten. Wij kijken naar gegevens over afval en recycling. Dat zijn gebruikelijke indicatoren om op macroniveau circulaire prestaties te meten. Nauwkeurige indicatoren van circulaire prestaties zijn nog in ontwikkeling. Zo heeft de World Business Council for Sustainable Development begin 2021 een tweede versie van haar Circular Transition Indicators Framework opgeleverd. 

2.1 Hoe verhoudt de Nederlandse maakindustrie zich tot haar Europese sectorgenoten? 

Voedingsindustrie produceert veel afval…
De Nederlandse industriesector produceert zo’n 38% meer afval dan het EU-gemiddelde. Dit komt deels door de relatief grote voedings- en genotmiddelenindustrie. Deze is in Nederland alleen al goed voor zo’n 60% van het industriële afval op ruime afstand gevolgd door de metaalindustrie met 16%. Dit betreft vooral plantaardig en dierlijke producten die beperkt bruikbaar (niet het gehele dier of de complete plant wordt verwerkt) en houdbaar zijn. 

 …en maakindustrie relatief steeds minder, maar sinds 2016 weer groei in absolute zin
De maakindustrie produceert juist 23% minder afval dan het EU-gemiddelde. Tussen 2010 en 2018 heeft zij de hoeveelheid afval in kilo’s bovendien met 7,5% weten te verminderen en gerekend per verdiende euro zelfs met 31%. In dezelfde periode bedroeg de gemiddelde afname in EU-verband respectievelijk 2% en 19%. Hoewel Nederland gunstig afsteekt tegen andere EU-landen, is de hoeveelheid afval in absolute zin tussen 2016 en 2018 (het laatst beschikbare jaar) met bijna 1% toegenomen. De absolute reductie in kilo’s heeft dus geheel tussen 2010 en 2016 plaatsgevonden. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland lopen op dit vlak voorop. Voorlopig presteert Nederland echter wel beter dan een gemiddeld EU-land.

Relatief veel recycling en hergebruik, maar groei is eruit
Nederland recyclet bijna driekwart van al het niet-minerale afval. Dat is ruim boven het EU-gemiddelde van 56%. Dit is één van de redenen dat een relatief groot deel – bijna 30% – van het binnenlandse materiaalgebruik uit hergebruikte materialen bestaat. Er is geen Europees land dat beter presteert qua circulair materiaalgebruik. Wel geldt ook hiervoor dat de groei eruit is. Tussen 2010 en 2016 nam het aandeel hergebruikte materialen toe van ruim 25% naar 28,5%. Tot en met 2019 heeft Nederland vervolgens geen vooruitgang meer geboekt. In andere Europese landen was dat wel het geval. Vooral België heeft grote vooruitgang geboekt, maar blijft nog op afstand van het Nederlandse percentage (24% om 28,5%). Nu al veel meer wordt gerecycled blijkt het voor Nederland lastig om de volgende stappen te zetten.

Circulaire vorderingen gaan traag
De laatste jaren neemt de circulariteit dus nauwelijks meer toe. Zo constateerde PBL begin 2021 dat de levensduur van bijvoorbeeld kleding, wasmachines en laptops de laatste jaren zelfs afneemt. ‘Ontwikkelingen die ervoor zorgen dat de levensduur van producten toeneemt of dat producten intensiever worden gebruikt komen maar mondjesmaat van de grond’, aldus PBL. 

Gericht beleid broodnodig
Gericht overheidsbeleid is nodig om circulair produceren echt van de grond te krijgen. Circulair produceren brengt in het algemeen extra kosten met zich mee, terwijl uit onderzoek blijkt dat consumenten niet of nauwelijks extra geld over hebben voor meer circulaire producten. Financiële prikkels die meer circulariteit stimuleren ontbreken dus veelal. Dit creëert een noodzaak voor beleid gericht op het: 
1. Inprijzen van negatieve externe effecten, waarbij belasten het meest effectief is. 
2. Verlagen van transactiekosten (van opstarten van circulaire processen) en operationele kosten (van uitvoeren van circulaire processen). 
3. Ontwikkelen van markten voor secundaire goederen.

Fried Kaanen, voorzitter Metaalunie en voorzitter Uitvoeringsprogramma Circulaire Maakindustrie: ‘Het hergebruiken van componenten moet nog op gang komen. Een gereviseerde startmotor kan veel langer mee dan nu gebruikelijk is. Ook is het bij stalen balken nu nog onduidelijk hoe deze zijn gebruikt en met welke draagkracht deze nog bruikbaar zijn na demontage. Daarvoor moet het bedrijfsleven samen met de overheid normen opstellen en producten labelen met de bijbehorende circulaire informatie, zoals een materialenpaspoort.’

3 Welke circulaire methoden worden het meest toegepast en waar zit het grootste potentieel?

Een aantal landelijke circulaire tussendoelen voor specifieke afvalstromen – zoals die voor verschillende verpakkingsmaterialen – zijn de afgelopen jaren gehaald en het tussendoel voor industrieel afval ligt binnen handbereik (PBL, 2021). De grondstofefficiëntie is sinds 2010 gestegen, maar dit is met een toename van het industriële grondstoffengebruik gepaard gegaan. Voor halvering van het grondstoffengebruik in 2030 zijn dus grotere circulaire stappen vereist.

3.1 Welke circulaire methoden worden het meest toegepast in de maakindustrie?

Circulariteit op agenda maakbedrijven…
Circulariteit staat bij een gemiddeld maakbedrijf inmiddels op de agenda. Tijdens een webinar in de Week van de circulaire economie begin 2021 gaven deelnemende maakbedrijven als belangrijkste drijfveer aan dat zij ervan uitgaan dat circulariteit steeds belangrijker wordt. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving constateert een gevoel van urgentie voor het thema bij industriële partijen. 

…maar toepassing circulaire principes nog niet wijdverbreid
Toch staat het vergaand toepassen van circulaire principes bij maakbedrijven nog in de kinderschoenen. Tijdens het hierboven genoemde webinar gaf bijna 2 op de 3 (van de 51) deelnemende maakbedrijven aan de circulaire ontwikkelingen vooral nauwgezet te volgen. Grofweg 1 op de 4 zet op duurzaam ontwerpen, onderhoud of recycling van de eigen producten in. Slechts een tweetal partijen houdt zich al bezig met servitization oftewel het verkopen van diensten (gebruik van een product) waardoor zij een prikkel krijgen om de levensduur van hun producten te verlengen. Hoewel dit geen representatieve steekproef is, past het bij het beeld van een grotendeels nog onderbenut circulair potentieel.

Recycling het vaakst toegepast
Binnen de bekende circulaire R-strategieën doen maakbedrijven het vaakst aan hergebruik van producten en daarbinnen vooral aan recycling van reststromen. Dit sluit aan bij de acties die zijn geformuleerd in de door de overheid en marktpartijen tot nu toe opgestelde circulaire actieprogramma’s en transitieagenda’s. Het merendeel is niet gericht op een specifieke circulariteitsstrategie, maar algemeen van aard (zoals meer kennisontwikkeling). Als acties in deze plannen wel op een specifieke circulariteitsstrategie zijn gericht, betreft dat meestal recycling. Hoewel recycling een belangrijke stap richting meer circulariteit is, gaat het veelal nog om een manier van hergebruik (‘downcyclen’) dat relatief veel extra materiaalinzet en productionele bewerking vergt. Circulariteitsstrategieën hoger op de R-ladder verminderen het materiaalgebruik in potentie sterker.

Robert Kwakman, general manager Kivo Flexible Plastics: ‘Binnen 10 jaar willen wij onze materialenkringloop gesloten hebben. Al ons kunststofafval verwerken we tot korrels om opnieuw te gebruiken. We ontwikkelen samen met onze partners,  onze eigen duurzame kunststoffen, zoals de broodzak van 100% PE-plastic. Die is net zo sterk als de reguliere zak van PP-plastic, maar dan beter recyclebaar.’

3.2 Welke takken binnen de maakindustrie hebben het grootste circulaire verbeterpotentieel?

Producenten kunststof, hout- en bouwmaterialen en papier lopen voor
Een aantal maakindustrieën loopt op circulair gebied voorop. Afgaande op (1) de mate waarin gerecyclede producten als input voor het maakproces dienen en (2) bedrijfsafval weer een nuttig hergebruik (elders) kent, zijn toeleveranciers van minder complexe producten, zoals bouwmaterialen en producten van kunststof, hout en papier het meest circulair. Binnen de landelijke circulaire programma’s en transitieagenda’s kennen die voor de thema’s ‘consumptiegoederen’ en ‘kunststoffen’ ook de meeste acties die op de hoogste circulariteitsstrategieën van de R-ladder zijn gebaseerd, zoals ‘refuse’, ‘rethink’ en ‘reduce’. Voor producenten van kunststofproducten en met name verpakkingen is recycling en circulariteit dan ook al langer een leidend thema.

Jan Willem Wieringa, CEO Desch Plantpak: ‘We gebruiken al decennia lang gerecycled plastic, en recent meer en meer post-consumer materiaal. De wisselvalliger kwaliteit van dit materiaal daagt ons uit om innovatiever te ontwerpen én verwerken.’

Complexere producten minst circulair
Producenten die meer aan het eind van de productieketen actief zijn en complexere halffabricaten of eindproducten zoals high-tech machines en apparaten of transportmiddelen produceren, kennen een (nog) relatief minder circulaire productie. Dit hangt mede samen met het feit dat relatief minder bewerkte materialen doorgaans gemakkelijker te hergebruiken zijn. Complexe, samengestelde producten moeten veelal eerst uit elkaar worden gehaald voor hergebruik, waarna de overgebleven materialen weer aan het begin van de productieketen worden ingezet. Zoals gesteld staat het ontwerpen van producten door OEM’s (eindfabrikanten) met het oog op hergebruik nog in de kinderschoenen. Wel nemen met name grote OEM’s steeds meer circulaire initiatieven. Via circulaire inkoopvoorwaarden kunnen zij een duurzamer materiaalgebruik elders in de productieketen bevorderen.

3.3 Welke circulaire methoden hebben het grootste potentieel voor de maakindustrie?

Upcycling en strategieën hoger op de R-ladder nodig voor grotere circulaire stappen
Binnen de maakindustrie kan met upcyclen van restmaterialen nog veel worden gewonnen. Recycling is in Nederland sterk ontwikkeld, maar het recyclaat of regeneraat dat daaruit voortkomt is kwalitatief vaak nog niet gelijkwaardig aan ‘virgin’ materialen of wordt als inferieur materiaal beschouwd. Toch of misschien wel daardoor is met het hoogwaardig toepassen van gebruikt materiaal in nieuwe producten nog volop circulaire winst te behalen. Zo is een groot deel van het ingezamelde plastic nog niet goed genoeg voor nieuwe verpakkingen en afgedankt textiel komt meestal niet weer als kleding terug op de markt. 

Een kleinere milieu-impact begint bij het productontwerp
Om echt grotere circulaire stappen te zetten zijn strategieën hoger op de R-ladder dan ook noodzakelijk. Zo wordt volgens Philips 80% van de totale milieu-impact van producten al in de ontwerpfase bepaald. Door al bij het ontwerp rekening te houden met circulaire eisen kan de levensduur van producten worden verlengd, bijvoorbeeld door hergebruik, reparatie of revisie en deel- of huurmodellen. Zaak is zoveel mogelijk te ontwerpen op basis van hernieuwbare of herbruikbare materialen en daarnaast producten te ontwerpen die bestaan uit vervangbare onderdelen.

Voorbeelden: biobased, levensduurverlenging en ‘servitization’
Het duurzamer maken van producten kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van biobased materialen. Deze zijn gemaakt van hernieuwbare grondstoffen die bij het groeien bovendien CO2 neutraliseren, terwijl traditionele materialen veelal worden gemaakt van niet-hernieuwbare grondstoffen, zoals aardolie, waar bij de winning ervan CO2 vrijkomt. Een ander voorbeeld van circulaire productontwikkeling is het verlengen van de productlevensduur door snel slijtende onderdelen gemakkelijk vervangbaar te maken. In combinatie met een bedieningsmodel op basis van ‘servitization’ of ‘Product as a Service’, waarbij het product in eigendom blijft van de producent en de klant voor het gebruik ervan betaalt, worden reststromen ‘aan de bron’ geminimaliseerd. Dit kan bovendien een succesvol verdienmodel zijn wanneer een groeiend aantal ‘productabonnementen’ hand in hand gaat met een toenemende levensduur van het product. Dan profiteert de producent van een stabiele inkomstenstroom, terwijl hij ook op productiekosten kan besparen.

Bosch Siemens Household appliances Group (BSH) verkent met verschillende initiatieven de mogelijkheden van ‘acces over ownership’ (toegang boven eigendom). De oprichting van BlueMovement (BM) in 2017 bood BSH de mogelijkheid om klantbehoeften en materiaalbehoefte van elkaar los te koppelen. Patrick Hypscher, BM-lead bij BSH: ‘Bijna alle apparaten die terugkomen, knappen wij op. Dat zijn er inmiddels al duizenden. Daarnaast experimenteren wij met hergebruik van componenten uit afgeschreven apparaten.’ Abonnementen op het gebruik van huishoudelijke apparaten bieden BSH naast circulaire kansen ook nieuwe marktkansen, doordat het een directe bediening van consumenten mogelijk maakt.

5 circulaire bedrijfsmodellen
Al in 2014 heeft Accenture 5 bedrijfsmodellen onderscheiden die die materiaalproductiviteit vergroten:

  1. Circulaire toeleveringsketen: het leveren van volledig hernieuwbare, recyclebare of biobased bronnen.
  2. Terugwinning van hulpbronnen: het terugwinnen van nuttige hulpbronnen, materialen of energie uit afgedankte producten.
  3. Levensduurverlenging bij producten: het onderhouden, repareren, moderniseren en hergebruiken van producten of componenten.
  4. Deelplatformen: het faciliteren van intensiever productgebruik via een bemiddelingsplatform.
  5. ‘Product as a Service’ (PaaS): het bieden van producttoegang in plaats van -eigendom, door huur, lease of pay-per-use arrangement.

Toepasbaarheid circulaire modellen verschilt per product
Niet elk circulair bedrijfsmodel biedt voor elk maakbedrijf direct circulaire meerwaarde. Afhankelijk van het type product en de plek in de keten ligt de ene keuze meer voor de hand dan de andere. Voor een producent van elektronische componenten is het bijvoorbeeld lastig om producteigenaar te blijven, omdat zijn product onderdeel is van een eindproduct dat eigendom is van een andere partij. Hij kan zijn componenten wel zo ontwikkelen dat deze langer meegaan en makkelijk opnieuw zijn te gebruiken. Daarnaast kan hij wellicht circulair inkopen door groene inkoopeisen aan toeleveranciers te stellen of zijn voetafdruk verminderen door voor biobased of recyclebare materialen te kiezen. 

Eigen verantwoordelijkheid eerst, ketensamenwerking vereist
Elk type maakbedrijf kan circulair inkopen door circulaire eisen aan toeleveranciers te stellen en circulaire producten te selecteren. Datzelfde geldt voor het terugwinnen van hulpbronnen, zoals het recyclen van productieafval van het eigen bedrijf. Ketensamenwerking is een voorwaarde om de kringloop geheel te kunnen sluiten, maar elk bedrijf kan zelf actie ondernemen on ‘circulairder’ te werk te gaan. De circulaire eisen die aan producten en productieprocessen worden gesteld nemen alleen maar toe op weg naar een meer circulaire economie. Toenemende technologische mogelijkheden en nieuwe markten en toepassingen leiden tot nieuwe circulaire standaarden. 

Grootste circulaire kansen bij kapitaal- en gebruiksgoederen
Mogelijke toepassing circulaire modellen naar type producent: 
• Basisgoederen en halffabricaten hebben vanwege de verwerking tot een eindproduct verderop in de keten relatief veel bewerking nodig om opnieuw te worden ingezet. Eerst moet het eindproduct ontmanteld worden om onderdelen of materialen opnieuw te gebruiken. Samenwerking in de keten is vereist om dit soort producten met de eindfabrikanten samen zo circulair mogelijk te produceren. Maar ook de levensduur van individuele basismaterialen of componenten kan verlengd worden, een bekend voorbeeld zijn coatings die roestvorming op metalen voorkomen. 
• Verbruiksgoederen: vooral circulaire toelevering en terugwinning van hulpbronnen is van belang. Toegang tot gebruik van producten speelt hier minder vanwege het eenmalige gebruik, waarna direct verdere verwerking nodig is om de productrestanten opnieuw te kunnen gebruiken of als afval te verwerken. Voorbeelden zijn: huishoudelijke producten, verzorgingsmiddelen, verpakkingen, papier en inkt voor prints. 
• Kapitaalgoederen en gebruiksgoederen: naast de hiervoor genoemde opties bieden voor deze productgroepen ook deelplatformen en PaaS-modellen goede mogelijkheden om een materiaalverbruikend productaanbod in een materiaalbesparend dienstenaanbod te veranderen. Producenten blijven eigenaar van het product en hebben dan ook meer grip op levensduur en hergebruik. Zij kunnen dit niet alleen toepassen op de producten die zij normaal gesproken verkopen, maar ook op hun eigen kapitaalgoederen. Zo kan de eigen productiecapaciteit deels worden verhuurd om zo de bezettingsgraad van geïnstalleerde machines te verhogen (‘asset sharing’). Wel blijven eindfabrikanten deels afhankelijk van de beschikbaarheid van hernieuwbare grondstoffen, omdat de behoefte aan externe hulpbronnen over het algemeen niet zomaar is op te heffen.